Rechtbank Rotterdam, 19 februari 2019, C/10/557969 / HA RK 18-1039

Op 22 februari 2016 is een man betrokken geraakt bij een verkeersongeval waarbij hij letsel oploopt. Nuijens Advocaten staat het slachtoffer bij en heeft Turien, als WAM-verzekeraar van het betrokken voertuig aansprakelijk gesteld.

Turien heeft aansprakelijkheid voor de schade als gevolg van het ongeval erkend.

Om duidelijkheid te verkrijgen over het letsel dat de man heeft opgelopen en of dit letsel is veroorzaakt door het verkeersongeval heeft de belangenbehartiger van de man een advies opgevraagd bij haar medisch adviseur. De medisch adviseur van Turien heeft ook een advies uitgebracht.

De medisch adviseur van Turien verzocht om een integrale uitdraai van het gehele huisartsenjournaal over de periode van minimaal 5 jaar voorafgaand aan het ongeval, inclusief alle onderliggende correspondentie. Daarnaast wilde de medisch adviseur van Turien ook beschikken over het ziekenhuisdossier en de polikliniekgegevens van de neuroloog.

De medisch adviseur van de belangenbehartiger zag geen gronden om over te gaan tot het opvragen van het integrale huisartsenjournaal en het volledige ziekenhuis dossier over een periode van 5 jaar voor het ongeval. De huisarts had immers verklaard dat er bij het slachtoffer geen sprake is van pre-existente klachten. Ook de behandelend arts in het ziekenhuis verklaarde dat het slachtoffer aldaar pas na het ongeval van 22 februari 2016 bekend is en dat er vóór deze datum geen contact is geweest.

Turien is een voorlopig deskundigenbericht gestart en heeft de rechtbank verzocht te bevelen: (1) een voorlopig deskundigenonderzoek te gelasten op basis van de IWMD-vraagstelling, (2) de in het verzoekschrift geformuleerde vragen aan de deskundige voor te leggen en (3) het slachtoffer te gelasten om op voorhand het integrale huisartsenjournaal en ziekenhuisdossier van 5 jaar voorafgaand aan het ongeval aan de medisch adviseur ter beschikking te stellen.

Het slachtoffer heeft geen verweer gevoerd tegen het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Wel heeft het slachtoffer verweer gevoerd tegen het tweede verzoek omdat de door Turien opgestelde vragen sturend waren en gaan over het medisch causaal verband hetgeen door middel van de IWMD-vraagstelling al wordt beantwoord.

De rechtbank oordeelde dat Turien onvoldoende heeft onderbouwd waarom de te benoemde deskundige dient in te gaan op aanvullende vragen naast de IWMD-vraagstelling. Het tweede verzoek wordt om die reden afgewezen.

Met betrekking tot het derde verzoek oordeelde de rechtbank dat het aan de deskundige is om te bepalen welke door partijen te verschaffen gegevens voor de uitvoering van het hem opgedragen onderzoek noodzakelijk zijn. Het slachtoffer heeft reeds verklaringen overgelegd van zijn huisarts en van zijn behandelend arts in het ziekenhuis met betrekking tot de door Turien gevraagde medische bescheiden. Turien heeft echter geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waarom niet uitgegaan mag worden van de juistheid van deze verklaringen.

Door desondanks te verzoeken dat het slachtoffer medische bescheiden met betrekking tot zijn medische voorgeschiedenis van voor het ongeval op voorhand aan partijen verstrekt, lijkt er volgens de rechtbank sprake te zijn van een fishing expedition. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de exhibitievordering afstuit op het vereiste van het rechtmatig belang.

Het verzoek om het slachtoffer te gelasten medische bescheiden op te vragen wordt daarom afgewezen.